Skip to main content

Peter Philips


Peter Philips  was een vooraanstaande Engelse componist, organist en een naar de Spaanse Nederlanden verbannen katholieke priester. Hij was een van de beste klaviervirtuozen van zijn tijd en transcribeerde en bewerkte voor zijn instrument talrijke Italiaanse motetten en madrigalen van bijvoorbeeld Orlandus Lassus, Palestrina en Giulio Caccini. Sommige klavierstukken zijn bewaard in het zogenaamde Fitzwilliam Virginal Book. Philips schreef ook vele geestelijke koorwerken.

In het jaar 1582, waarin Philips Engeland voorgoed verlaat zoals zovele anderen vanwege hun katholieke geloofsovertuiging, verbleef hij kortstondig in de Spaanse Nederlanden voor hij naar Rome doorreisde. Daar trad hij in dienst van kardinaal Alessandro Farnese (1520-1589) bij wie hij drie jaren bleef. Hij kreeg ook een betrekking als organist bij het Engelse Jezuïtencollege. Hij maakte er kennis met Palestrina en ontmoette er als katholieke banneling in februari 1585 ook een lotgenoot: Thomas Paget. Philips trad bij hem als muzikant in dienst. Beiden verlieten Rome in maart 1585 om een lange reis te maken. Die brengt hen in september 1585 in Genua, in oktober in Madrid en in september 1586 in Frankrijk. Het gehele jaar 1587 en de helft van het daaropvolgende jaar verblijven ze in Parijs op een korte uitstap na naar Brussel in maart 1588. In juni 1588 belandden zij uiteindelijk in Antwerpen. In februari 1589 vestigden zij zich in Brussel, waar Paget een jaar later stierf, waarna Philips zich opnieuw in Antwerpen vestigde waar hij trouwde en moeizaam het dagelijkse brood verdiende door kinderen virginaalles te geven. In 1593 trok hij naar Amsterdam om een in onderlegdheid uitmuntend man te kunnen zien en horen - to sie and heare an excellent man of his faculties - ongetwijfeld Jan Pieterszoon Sweelinck wiens roem dan al ver verspreid was. Op de terugweg werd Philips door ziekte getroffen. Hij bleef drie weken in Middelburg om te herstellen, maar werd daar door een landgenoot, Roger Walton, aangegeven vanwege vermeende betrokkenheid in een moorddadige samenzwering tegen Elisabeth I van Engeland. Met Walton en een andere beschuldigde, Robert Pooley, werd Philips aangehouden voor ondervraging. In afwachting van een verslag uit Londen werd hij een tijdlang opgesloten in 's-Gravenhage, waar hij waarschijnlijk de pavane en gaillarde Doloroso componeerde (Fitzwilliam Virginal Book, nr. LXXX en LXXXI). Philips vertaalde zelf de beschuldigingen die op het proces tegen hem waren geuit en gaf daarbij blijk van zijn uitstekende beheersing van het Nederlands. Hij werd vrijgesproken en zonder verdere tenlasteleggingen vrijgelaten.

Zodra Philips in 1597 in Brussel een betrekking had als organist van de kapel van aartshertog Albrecht VII van Oostenrijk, sinds 1595 landvoogd van de Nederlanden, nam zijn leven een gunstigere wending. Het jaar daarop verscheen een bundel met achtstemmige madrigalen. Philips werd tot priester gewijd na de dood van zijn vrouw en kinderen. De meningen zijn verdeeld over de vraag of dat in 1601 of 1609 was. In München verschijnen in 1609 zijn vroegst bekende geestelijke werken: drie motetten, opgenomen in een verzamelbundel. In elk geval verwierf hij in 1610 een kanunnikschap in Zinnik en in 1622 of 1623 in Bethune. Philips’ aanstelling aan het hof stelde hem in staat de beste musici van zijn tijd te ontmoeten, onder anderen Girolamo Frescobaldi, die de Nederlanden in 1607-08 bezocht, en zijn landgenoot John Bull, die Engeland ontvlucht had vanwege een klacht met betrekking tot overspel. De collegae die hem het meest na waren zijn echter Peeter Cornet (ongeveer 1575-1633), organist van aartshertogin Isabella Clara Eugenia, vrouw van Philips’ werkgever, de aartshertog.

Philips stierf in 1628 waarschijnlijk in Brussel, waar hij is begraven.


Discography (selection)



Flanders Arts Institute

Expertise centre for performing arts, music and visual arts.