Skip to main content

Maurice Schoemaker


Schoemaker (1890-1964) begon als autodidact maar ging nadien studeren bij vermaarde professoren als Theo Ysaye (harmonie), Michel Brusselmans (contrapunt), Martin Lunssens (fuga) en Paul Gilson (orkestratie en compositie).

Hij was een van de initiatiefnemers en bezielers van Les Synthétistes, een componistenvereniging van oudleerlingen van Gilson, in 1925 opgericht bij diens zestigste verjaardag. Andere leden waren René Bernier, Gaston Brenta, Francis De Bourguignon, Theo De Joncker, Marcel Poot en Jules Strens. In Music van oktober 1930 formuleerde Brenta de artistieke intenties van de groep: Al de verworvenheden van de hedendaagse muziek in wel bepaalde vormen gieten. In één woord, synthetiseren. Daarbij dient gevoegd dat bedoelde musici de lange ontwikkeling der muzikale gedachte en de nuchtere pedante retorica verlaten, om een duidelijke en levende kunst te scheppen. Samen publiceerden ze een album met pianowerken, waarvoor Schoemaker Nocturnale componeerde.

Schoemaker was een bedreven technicus die alle genres aanpakte. Als symfonicus liet hij zich opmerken met het symfonisch gedicht Vuurwerk (1922), een virtuoos en populair stuk dat erg populair was en ook in het buitenland vaak werd gespeeld. Binnen de synthetisten was hij de uitgesproken Vlaming, daarvan getuigen ook titels van orkestwerken als Breughelsuite (1928), het symfonisch gedicht De legende van Heer Halewijn (1930), Vlaamse Rapsodie, waarin de volksliederen Daar zat een sneeuwwit vogeltje en O ratten en muizen verwerkt zijn (1931), Vlaamse tonelen (1934) en Twee Vlaamse dansen (1944).

Zijn opera De Swane (1933), op een libretto van Emmanuel De Bom en Stijn Streuvels gebaseerd op diens pantheïstische verhaal Het woud, handelt over een Vlaamse houtsnijder die betoverd wordt door vrouw Swane. Het is een dramatisch sterk werk met een opvallende symfonische inslag. Bijzonder goed geslaagd bijvoorbeeld is het begin van de eerste acte waarin hij het ochtendontwaken in het woud beschrijft. De Koninklijke Vlaamse Opera van Antwerpen voerde het werk met veel succes uit tijdens het seizoen 1933-1934. Na de Tweede Wereldoorlog beleefde het werk nog succesrijke heropvoeringen. Schoemaker voelde zich goed op het toneel en hij schreef nog twee opera’s en twee balletten.

Schoemaker componeerde ook op Franse teksten. Enkele van zijn beste liederen zijn geschreven op verzen van Maurice Carème (de cyclus Mère), Emile Verhaeren (Le ciel en nuit), Michel de Ghelderode (Psaume), Adrienne Revelard (Trois poèmes) en Armand Bernier (Sylvestre, een cyclus met begeleiding van piano of strijkorkest). Verder componeerde hij liederen op goed gekozen teksten van J.M. Dautzenberg, Pol de Mont en Karel Jonckheere.

Verder schreef hij ook uitstekende pianomuziek (een sonate en Tombeau de Chopin voor twee piano’s), kamermuziek, religieuze werken, koren en radiospelen.

Schoemaker was jarenlang afgevaardigde van SABAM.

(Jan Dewilde, Studiecentrum voor Vlaamse Muziek)




Flanders Arts Institute

Expertise centre for performing arts, music and visual arts.