Skip to main content

Jan Martens

beeld


Omdat bijna altijd humor, speelsheid, ironie en helderheid aan het oppervlak liggen, zou je de choreografieën van Jan Martens even, even maar, kunnen aanzien als licht en luchtig entertainment. Maar dan is er die onweerstaanbare kracht die je dieper naar binnen zuigt. En daar, in de kern van het bewegingsgebeuren, word je gewaar hoe intelligent en nauwgezet de dansstukken zijn geconstrueerd en hoe laag na laag de strakke structuren worden geïnfiltreerd door inhoudelijke verwijzingen. Martens verwijst graag naar het Amerikaans minimalisme in de dans als belangrijke inspiratiebron, met name Lucinda Childs en Merce Cunningham, maar soms is niet duidelijk of het de minimalistische bewegingen zijn die de sociale statements voeden of vice versa. Hoe grappig, kleurrijk of speels ook, je ontwaart achter de expressieloze blikken al gauw individuen die iets prijsgeven over zichzelf of een visie blootleggen op wereldse aangelegenheden. Dat doorbreken van het individu gebeurt wanneer het masker van de performer wegebt, door moeheid of door de strijd met de complexe bewegingen en ruimtelijke constellaties, en er een ‘zijn’ in de plaats komt à la Artaud: wreed en aandoenlijk écht. Daar liggen de momenten waar stralen en falen elkaar al eens vergezellen.

De hoge eis van virtuositeit en drammerig doorzetten genereert al eens foutjes; imperfecties brengen de perfectie tot leven. Menselijkheid. Dat gebeuren wordt een ‘verhaal’ dat toeschouwer en performer tegelijk meemaken. Binnen dit kleine universum van intense concentratie, van pure abstractie, ontstaat een nieuwe realiteit die procesgewijs ook veel schoonheid en emotie oproept. Daar zie je naast hardheid ook tederheid, naast spectaculair effectbejag met zelfs een schaamteloos showgehalte ook solidariteit en poëzie en schoonheid, onder de performers, maar gaandeweg ook tussen dansers en toeschouwers. Er groeit een empathische band van het publiek met de mensen op het podium. Samenhorig bijten ze zich doorheen het groeiproces dat in de voorstelling ligt. 

Jan Martens heeft sinds 2009 al een indrukwekkend aantal voorstellingen op zijn palmares en het succes dat hem van meet af aan te beurt viel, eerst in Nederland en België, maar heel snel ook in de rest van de wereld, is op zich een even energiek verhaal als zijn choreografisch werk. Martens ging na zijn studies aan de Tilburgse Fontys Dansacademie naar het Artesis-Plantijn Conservatorium in Antwerpen, waar hij in 2006 afstudeerde als danser. Na drie jaar dansen bij choreografen als Koen De Preter, Pauline Roelants en Ann Van den Broek werd duidelijk dat hij zelf aan het roer wilde staan. 

Als kind van de internetgeneratie konden eenduidige choreografieën hem niet meer boeien. De veelheid aan dansgenres, -stijlen en -inzichten fascineerden en triggerden hem. Hij wilde al die danstalen samplen, recycleren. Niet zelden bevat één werk invloeden van zo uiteenlopende disciplines als yoga, rock, butoh, acrogym, contactimprovisatie en show. Toch leidt dit amalgaam niet tot ongebreidelde vrijheid, improvisatie of toeval. Martens maakt frames, vaak op traditionele minimalistische wijze, en wat daarbinnen wordt geconstrueerd, staat onder zijn strenge, weldoordachte controle. Er wordt een dubbel, triple, meervoudig spel gespeeld.

Puur constructivistische, architecturale bewegingsstructuur, maar ook intimistische ontmoetingen, net als schaamteloos entertainment.

Want ja, het is de bedoeling aandacht op het gebeuren te vestigen en dus is er sprake van een manipulatief spel. Dat spel zit weliswaar vol knipogen, in beelden die al eens een loopje nemen met de goede smaak, die zeg maar flagrant charmante kitsch zijn. Dit alles komt in een bijna ontwapenende transparantie, een what you see is what you get-nuchterheid: heldere structuren, open communicatie. 

Zelfs de metaforen zijn helder in het werk van Jan Martens. Al van bij zijn eerste grote voorstelling I can ride a horse whilst juggling so marry me (2010), waarin jonge vrouwen worden gedomineerd door een manische afhankelijkheid van sociale media, worden ironie, kitsch, vrolijkheid en tragedie open en bloot uitgespeeld. De love duets winden al evenmin doekjes om het medium en de message: de bewegingen, hard, bruut, afstandelijk of zacht, sensueel, intiem, roepen direct emoties op die ondubbelzinnig verwijzen naar de perikelen en schoonheden van de liefde. 

Aan het werk dat Martens creëert voor en met de Nederlandse choreografe-danseres Truus Bronkhorst, samen met choreograaf Marc Vanrunxt, komen al zeker geen tierlantijntjes te pas. Rechttoe rechtaan, zuiver op de graat, niets te veel, meedogenloos mooi. 

Het groepswerk The Dog Days Are Over (2014) heeft diezelfde helderheid, maar bruist van energetische overkill. Drammend minimalisme van langzaam wijzigende ruimte- en tijdstructuren waarin dansers met spartaanse discipline ter plaatse lopen en springen, gekleed in veelkleurige kostuums die de vrolijkheid van een circus uitstralen en… met de subtiele ontroering van het onvermijdelijke foutje. Op welk been spring je? 

In het solowerk Ode to the Attempt (2014) gaat het kritisch, harde, onstuimig dansante iets extremer en uitdagender hand in hand met grappige attributen en anekdotische verwijzingen, met pastel en vrolijkheid. Het samplen gaat door. 

Wat volgt is een sample uit het diverse werk van Martens.

De eerste twee video’s zijn trailers van twee ‘love duets’ die Martens maakte. Eerst A small guide on how to treat your lifetime companion en daarna Sweat Baby Sweat, beide uit 2011.

Hard, onverbiddelijk, frenetiek, maar toch niet koel. Weinig expressie via gelaatsuitdrukking, maar het lichaam schreeuwt het uit. Hier komt, net als in Sweat Baby Sweat, het volgende love duet dat Jan Martens maakt, de expressionistische kant van de choreograaf naar voren. Geen visuele of fysieke hoogstandjes, maar de naakte realiteit van menselijke gevoelens. Wegkijken kan niet. Hoe confronterend kan dans zijn? Omdat er zo weinig visuele en virtuoze prikkels zijn, ga je automatisch dichterbij kijken, focussen op details van lichaamsdelen, blikken, minimale gestes… je slorpt ze op, ze worden ook een beetje van jou. Empathie is een interessante eigenschap bij het kijken naar dans.

De bewegingen van dit tweede love duet – hard, bruut, afstandelijk of zacht, sensueel, intiem – roepen emoties op die ondubbelzinnig verwijzen naar de perikelen en schoonheden van de liefde. Elke beweging is als het ware een metafoor voor de relationele processen die geliefden doormaken en waar toch zo moeilijk woorden voor worden gevonden. Maar goed ook. Dat conflict tussen woord en hart geeft het lichaam voluit de kans te spreken, of tenminste: te zoeken naar een gepaste taal om dingen uit te drukken waar geen woorden voor bestaan of waarvoor te veel schroom aanwezig is om ze in woorden uit te drukken. Een taal die je als toeschouwer misschien ook het best eerst leest met de sensoren van het lichaam. Embodiment is een mooi woord daarvoor. Je lichaam absorbeert, en via de eigen communicatiekanalen naar het eigen hart, al dan niet met omwegen via het brein, wordt er teruggegrepen naar de eigen ervaringen en emoties, en naar het dansgebeuren dat je voor je hebt.

Het volgende fragment komt uit de productie BIS, een solo voor Truus Bronkhorst uit 2012.

Truus Bronkhorst, een gereputeerde Nederlandse choreografe, schrijft please stay leave come back op de muren met een aanstekelijk viriele, woedende kracht. Ze laat zich door de jonge choreograaf Jan Martens in de kijker zetten. Een prachtige, krachtige vrouw, de zestig voorbij, met een lichaam dat de allure draagt van een danseres – geen ballerina, maar een sterke hedendaagse danseres – die weet wat het betekent op een podium te staan, bekeken te worden, zich bewust van haar uitstraling, zich bewust van de stilaan tanende kracht en jeugdigheid. Net oud genoeg om uit die onzekerheid en kwetsbaarheid, misschien ook wel boosheid, kracht te putten om haar act stevig en stoer neer te zetten. Sans pardon. Martens windt er ook geen doekjes om. Hij manipuleert haar met zachtheid, bijna tederheid, maar ook met evenveel hardheid. Bronkhorst weet hoe ze daarmee moet omgaan. Ze was als choreografe en danseres ook geen doetje. En nu is ze oud genoeg om naast het stoere imago een flinke dosis fragiliteit te zetten, zonder flauw te worden. Je wordt er nederig van.

Als laatste een greep uit The Dog Days Are Over, de succesproductie uit 2014.

The Dog Days Are Over is een abstracte voorstelling in zuiver minimalistische stijl: met strakke lijnen, repetitieve ritmes, en dan voorzichtige verschuivingen, patronen die langzaam veranderen, zowel in de ruimte- als in de tijdstructuren. En toch oogt deze voorstelling helemaal niet zoals het minimalisme à papa (of moeten we zeggen à maman? Er wordt in relatie tot deze voorstelling immers verwezen naar de coryfeeën van het genre, o.a. Lucinda Childs en Trisha Brown). De aandacht gaat van de architecturale structuren waarmee de dans in ruimte en tijd wordt uitgebouwd, het macroniveau, naar het microniveau. De opvallend kleurige en diverse kostuums introduceren speelsheid, humor, knipogen. En dan dring je verder door in het detail: de lichamen, hoe die strijden met het fysiek erg zware werk, hoe ze volhouden, hoe ze telkens weer nieuwe kracht en energie naar boven halen. Een strijd met zichzelf, maar ook telkens weer de noodzakelijke aanknoping met de groep. De gelijkenissen en ongelijkheden. Zeker naar het einde toe: wanneer sommigen uitgeput geraken, slepen de anderen hen mee in hun energiestroom, doorheen de onverbiddelijk harde ritmes. Plots is daar heel veel menselijks aanwezig.

AUTEUR:

KATIE VERSTOCKT

Katie Verstockt is journaliste, docente dansgeschiedenis en bewegings- en danscoach. Ze doceert aan de dansopleiding van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen en schreef onder meer voor Knack, Ballet International en Ons Erfdeel.

Dramaturgie



Kunstenpunt

Steunpunt voor beeldende kunsten, podiumkunsten en klassieke muziek.