Skip to main content

Vera Tussing


Is de dans in Brussel internationaal, dan is Vera Tussing het prototype van transnationale identiteit. De Duitse choreografe kreeg in Freiburg les van een Engelse balletleraar, trok op haar negentiende naar Engeland voor een opleiding aan de London Contemporary Dance School (LCDS), en kwam meteen erna in België wonen en werken. De mix van Europa zit verstrengeld in haar lijf en leven.

Bij een uitwisseling tussen studenten ontmoette ze in Pact Zollverein in Essen een groep studenten van de opleiding P.A.R.T.S. Dat maakte haar nieuwsgierig naar dans in Brussel en over het werken daar. “Ik had altijd wat last gehad om me te identificeren met het werk waar ik via mijn studies in het LCDS mee werd geconfronteerd. Ik vermoed dat ik gewoon een heel andere gevoeligheid en interesse had in de fysieke en creatieve aanpak van producties in het algemeen,” zegt ze daarover. Na haar studies (2005) zocht ze Benjamin Vandewalle op die toen hij nog bij P.A.R.T.S. studeerde, en tot vandaag toert ze mee in zijn choreografie Birdwatching 4x4.

Tussing werd geïntroduceerd bij Albert Quesada (nog een P.A.R.T.S.-alumni) en creëerde in 2007 Trilogy met hem – een choreografie waarin ze muzikale structuren exploreren. Luisteren met de ogen: daar wilden ze de toeschouwer toe brengen. Voor de dansers betekende het dansen niet op, maar in de muziek. De danseres-choreografe werkte meerdere jaren als freelancer in Groot-Brittannië, België, Spanje en Duitsland. “Maar België blijkt voor mij de plek waar het werk dat ik wil maken, kan groeien op een manier die ik nergens anders ben tegengekomen.” Wel behoudt Tussing een sterke band met de UK en reist ze vaak heen en weer.

Vanuit de vraag hoe zintuigen werken binnen performances laat ze met Icarus Project (2010) drie dansers de beweging op de scène zowel auditief als visueel ervaren. In Move Me (2012) werkt ze met foley sound, waarbij geluidseffecten worden gecreëerd (meestal voor films) en een wereld van lichamelijkheid wordt opgeroepen. Met YAHNY (2012) trekt ze dat onderzoek nog verder door: hoe worden geluiden en beelden in ons brein geassocieerd en hoe beïnvloeden ze elkaar in verschillende omstandigheden? “YANHY was een heel moeilijk proces. In zekere zin ben ik nooit uit de researchfase geraakt. Maar van de vier creaties die ik de laatste vijf jaar maakte, is YAHNY beslist het stuk waar ik intellectueel het vaakst naar terugkeer.”

“Het gaat om het genot van samenwerken, van communiceren en performen – en het laat een nauwere, intuïtievere ervaring met het publiek toe. De toehoorder bepaalt mee het parcours. De opbouw van het stuk is vrij eenvoudig, maar de compliciteit is des te groter, dieper en complexer. Soms verdwijnen we als performers acht uur lang in eenzelfde, zeer meditatieve reeks handelingen.”

Sound Bed (2012) werd tegelijkertijd met YAHNY gecreëerd, maar in deze performance legden de makers de focus juist op het plezier, zowel voor henzelf als voor het publiek. Sound Bed laat een toehoorder met gesloten ogen op een bed rondrijden terwijl speakers meedraaien – zodat een soort van fysieke ervaring van de cinematografische geluidsmontage ontstaat. “Het gaat om het genot van samenwerken, van communiceren en performen – en het laat een nauwere, intuïtievere ervaring met het publiek toe. De toehoorder bepaalt mee het parcours. De opbouw van het stuk is vrij eenvoudig, maar de compliciteit is des te groter, dieper en complexer. Soms verdwijnen we als performers acht uur lang in eenzelfde, zeer meditatieve reeks handelingen.” De performances van Sound Bed vinden plaats buiten de traditionele theaterruimtes, bv. in de ingang van Central Saint Martins, in de Kaaistudio's, in de bar van de Beursschouwburg, in M - Museum Leuven.

De performances van Vera Tussing zijn tegelijk zintuiglijk én conceptueel. “Ik heb er geen moeite mee dat sommige vragen die aan de basis van mijn werk liggen zo simpel zijn als: Kun je dans voelen? Kunnen we een dansstuk creëren waarbij wordt gevoeld, afgetast? Kunnen we auditieve stukken maken? Mijn lichaam, mijn instrument van kennis, is het middel waarmee ik op die vragen reageer en de dialoog aanga. Er ligt in mijn werk een zware nadruk op het zintuigelijke, maar dat is niet ongewoon. Ik vermoed dat een bepaalde focus de toeschouwer een sensitievere manier aanreikt om zichzelf waar te nemen –  als we geluk hebben, tenminste.” Een contradictie tussen het rationele en het zintuigelijke ziet ze daar niet in. “Sensoriële gegevens worden evengoed verwerkt door ons brein.”

Tussing: “Een werk bestaat pas echt in connectie met het publiek. Repetities zijn er alleen maar om de strategie te zoeken daarnaartoe.”

Sun, Sun, Sun (2013) analyseert het fundamentele choreografische principe van verbondenheid: hoe beïnvloedt een fysieke verandering of een verandering van plaats van de individuele performer de andere performer? Welke invloed heeft hij op de groep in zijn geheel, en verder op het publiek? In The Palm of Your Hand (2015) wordt de tactiliteit verkend. Het publiek staat opgesteld in een ellips, de huid van de toeschouwer bakent als het ware de dansruimte af. High fives wisselen af met klassieke dansbewegingen die van heel dichtbij worden ervaren. Een grote intimiteit is het gevolg, en vreemd genoeg geen enkele gêne. In november 2015, een dag na de aanslagen in Parijs, stond de voorstelling op Dansmakers in Amsterdam. “Zowel bij de vier performers als bij het publiek voelde je toen een zeer intense energie. In zekere zin voel ik die nu nog.” Het is een van haar favoriete performanceherinneringen. “Een werk bestaat pas echt in connectie met het publiek. Repetities zijn er alleen maar om de strategie te zoeken daarnaartoe.”

In T-Dance (2014) verplaatsen de dansers zich op de scène met een bamboestok tussen elkaars schouders, torso of benen geklemd. Uiterst behoedzaam voeren ze de bewegingen uit: bij de minste onachtzaamheid kletteren de stokjes immers de grond op. Kinetische communicatie: “T-Dance vereist een zeer grote intensiteit. Je leert elkaar zeer goed kennen door dit stuk te doen, en omgekeerd voedt dit gevoel van kennen juist het werk.” Ook het publiek deelt in de uiterst scherpe aandacht. Een genot om naar te kijken. Het zegt veel over wat aandacht met ons doet.

Tussing: “We onderzoeken langdurig hoe we die tactiele dialoog kunnen realiseren. Voor mij zijn aanraking, nabijheid en ontmoeting de fundamentele elementen vanwaar we uitgaan om te  ontdekken wie we zijn, hoe we co-existeren, wat we vrezen."

Vera Tussing zoekt de deelname van het publiek op, maar niet op een intrusieve manier. Ze is geen fan van participatief theater. “Er wordt vaak te weinig over nagedacht”, meent ze. “Ik vind het erg belangrijk dat alle ontmoetingen binnen een werk uitgaan van onderhandeling en instemming.” In Mazing, haar nieuwste creatie voor november 2016 in STUK, wordt dat dé uitdaging. “We onderzoeken langdurig hoe we die tactiele dialoog kunnen realiseren. Voor mij zijn aanraking, nabijheid en ontmoeting de fundamentele elementen vanwaar we uitgaan om te  ontdekken wie we zijn, hoe we co-existeren, wat we vrezen. Het wordt een hele opgave, besef ik, en misschien maken we die uitdaging niet helemaal waar. Maar ik hou van de mogelijkheid om toe te werken naar die momenten, zelfs die vluchtige seconden, waarbij we als performers ons publiek ontmoeten. Ik zie een heel sterke sociale component in het werken met dans binnen een performance.”

Vera Tussing is vanaf 2017 artist in residence bij het Kaaitheater.

AUTEUR:

MIA VAERMAN

Mia Vaerman is dans- en theatercritica. Daarnaast doceert ze cultuurtheorie aan het RITCS en vertaalt ze filosofie.



Kunstenpunt

Steunpunt voor beeldende kunsten, podiumkunsten en klassieke muziek.