Skip to main content

Rebekka de Wit

Rebekka De Wit (foto Alexander Daems)


Voor de Nederlandse theatermaakster en schrijfster Rebekka De Wit (°1985) is tekst de plaats bij uitstek om zich tot de wereld te verhouden. In haar eerste voorstelling Hoe dit het verhaal werd uit 2011 combineerde ze een contemplatieve schrijfstijl, een sterke analytische blik en groot sociaal engagement met een stevige dosis humor en zelfrelativering en wist ze vaak kleine observaties op te schalen tot diepere filosofische vraagstellingen. Die kenmerkende aanpak blijft ook een constante wanneer haar latere werk evolueert van loutere analyse en reflectie naar een meer 'activistische' insteek. Vanuit het geloof in de de tekst als een vehikel voor revolutie gaat de Wit, onder meer in Tenzij je een beter plan hebt (2017) en De zaak Shell (2020) - beide collaboraties met Anouk Nuyens - op zoek naar een artistieke methodologie om sociale verandering te faciliteren. Verschillende samenwerkingen tussen Rebekka De Wit, Freek Vielen en Suzanne Grotenhuis leiden in 2017 ook tot de oprichting van De Nwe Tijd, een eigen gezelschap waarin verschillende mogelijkheden worden verkend om zich als individu tot maatschappelijke vraagstukken te verhouden. In 2015 publiceerde de Wit haar eerste roman We komen nog één wonder te kort, ze schreef ook columns voor het magazine rekto:verso en publiceerde in 2019 een collectie essays onder de titel Afhankelijkheidsverklaring .

Van anekdotes naar filosofische reflectie

Rebekka De Wit studeerde in 2011 af aan de opleiding Woordkunst aan het Koninklijk Conservatorium Antwerpen. Haar afstudeermonoloog Hoe dit het verhaal werd (2011) zette meteen de toon voor een beschouwende manier van schrijven die ze haar verdere parcours uitbouwt en verfijnt. Vaak vormen kleine gebeurtenissen of anekdotes voor haar de brug voor diepere reflectie. Zo begint deze tekst met een concrete situatie:

‘Drie jaar geleden was ik daar, in dat dorp in het noordwesten van Madagaskar. Een zeer vreemd verhaal, waar niemand op zat te wachten. Echt niemand. Ik niet, u al helemaal niet. Ik kwam in dat dorp terecht doordat de zomer voordien een jongen in Amsterdam Oost dood ging. Ik denk niet dat deze jongen zijn eigen dood had zien aankomen, want er stond een kom soep naast hem op de grond, en de televisie stond nog aan, toen zijn huisgenoot hem vond. Die jongen was zeven jaar lang de geliefde van mijn zus. En kort door de bocht gezegd, werd de reactie van mijn zus daarop: het slaan van waterputten, in Madagaskar. En ik ben op die reis meegegaan, in het kader van de tragiek der omstandigheden. En ook in het kader van de speciale flora en fauna van Madagaskar, die het toch tot een unieke reisbestemming maakt.’

Blijkt ook dat er een tv-ploeg meegaat om over het werk van haar zus een spannende tv-documentaire te maken. De mediatisering van de werkelijkheid en hoe die onze realiteitszin beïnvloedt, wordt dan ook het centrale thema van de tekst. Zo beschrijft De Wit dat ze zich realiseert dat iets echter lijkt als je het op tv ziet, omdat je er dan precies dichter bij bent. Op een gegeven moment ervaart ze dat letterlijk, legt ze uit, wanneer ze in het zwembad is en niet door heeft dat er iemand aan het verdrinken is, terwijl zij zich rustig klaarmaakt voor het zwemmen. Pas wanneer hij gered wordt komt het besef, en de schok. Doorheen de tekst leveren haar analytische blik en de filosofisch/literaire kwaliteit van haar reflectie parels van gedachten op:

‘Ik was bij de totstandkoming van een reality reportage. Ik wist welke kaders er gekozen waren en waarom. Ik wist dat die reportage niks over Madagaskar zei, alleen maar iets over televisie. En toch, toen ik die reportage terug zag, dacht ik: ‘Ik moet dit helemaal hebben. Ik moet dit tot mij nemen. Een beetje zoals ik hamburgers eet. Als ik eenmaal een hap in een hamburger zet, dan schrok ik die op.’ Dat komt omdat in bijna alle hamburgers het E-nummer 621 zit. En dat E-nummer zorgt voor ‘lekker’. Wat wij lekker noemen, is E-nummer 621. En die hamburgers zitten bomvol met dat E-nummer, omdat je anders stopt met eten. Ik heb jaren van mijn leven tv gekeken, en pas toen ik terugkwam uit Madagaskar, realiseerde ik me dat televisiemakers zich niet bezighouden met het tonen van de wereld. Ze vragen zich af: ‘Hoe zorgen we ervoor dat de kijker niet iets anders gaat doen, zoals fietsen met oma.’ Ze houden zich uitsluitend bezig met het genereren van E 621. En pas toen ik terugkwam uit een land zonder televisie, vroeg ik me af: ‘Wat heb ik al die jaren in godsnaam voorgeschoteld gekregen, wat heb al die jaren zitten eten?’’

Met deze voorstelling won Rebekka De Wit in 2012 de KBC-TAZ Jongtheaterprijs.

In dialoog met de wereld

In 2013 ontstond Heimat, een samenwerking tussen De Wit, Suzanne Grotenhuis, Freek Vielen, Harald Austbø en Tom Struyf. Dit project vloeide voort uit een eerdere samenwerking met Freek Vielen en Maarten Ketels uit 2011, Stel je voor ik zoek een mens/Stel je voor ik zoek een staat. In Heimat zoekt een groep jonge mensen antwoorden op vragen over het leven, over jong zijn en volwassen worden. Die vragen stellen ze heel gericht aan mensen uit hun omgeving, aan hun ouders en grootouders. De voorstelling is een ware coming of age, waarin zingeving en verbondenheid centraal staan. Heimat is de eerste in een serie van voorstellingen (Heimat 2 in 2016, Heimat 3 in 2018). Verschillende samenwerkingen tussen Rebekka De Wit, Freek Vielen en Suzanne Grotenhuis leiden tot de oprichting van een eigen gezelschap in 2017, wanneer theatermaker Lucas Vandervost zijn gezelschap De Tijd overdraagt aan een jonge generatie. De affiniteit van De Nwe Tijd met de filosofie en esthetica van De Tijd blijft groot – allen volgden ze les bij Vandervost aan de opleiding Woordkunst van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen. Maar de artistieke keuzes van het nieuwe gezelschap zijn sterker te situeren binnen een jonge generatie kunstenaars die zich, zowel in tekst als in het spelen, vanuit de positie van het individu probeert te verhouden tot maatschappelijke vraagstukken.

Naast het collectieve werk blijft De Wit eigen werk maken, zoals Presentatie van een ongecensureerd moppenboek in 2014. De tekst vertrekt als een reactie op mensen die anderen een wereldbeeld opdringen. Heel secuur onderzoekt Rebekka De Wit, weer vanuit de ik-persoon, voorbeelden uit haar eigen omgeving. Ze benoemt zelfs iemand tot een symbolische ‘vijand’ met wie ze in het verloop van de tekst een gesprek aangaat.

‘En ik realiseerde me/dat als ik ooit een antwoord zou willen hebben op de witte leren tribune/een antwoord waardoor ze voor 1 keer zouden moeten toegeven/dat ze het misschien bij het verkeerde eind hadden/dat ik dan moest luisteren naar de ander/de vijand/ik moest begrijpen wie de ander was en echt begrijpen hoe hij/in godsnaam aan al die conclusies komt over hoe de wereld werkt/als ik dat niet begrijp zou ik die conclusies nooit kunnen vernietigen/Ik moest begrijpen wie de ander/de vijand was en waarom hij erin in slaagde mij met conclusies op te zadelen als littekens./Ik moest in de woorden van de buurman begrijpen waarom ik het zo ondragelijk vind dat mensen mij wijzen op het feit dat de wereld nou eenmaal op een bepaalde manier werkt.’

Op originele wijze plaatst De Wit een gezicht of een stem bij een ‘probleem’, zodat ze specifiek met iemand in dialoog kan treden. Maar naar het einde van de tekst, na interessante pogingen om elkaar te begrijpen, laat ze die vijand noodgedwongen weer los. In enkele luttele zinnen maakt ze een krachtige verbreding:

‘jij bent niet de vijand/jij bestaat niet./de vijand is/ons liedjesboek/the great western songbook/hoe wij praten/wat we tegen elkaar zeggen/om de weg te vinden/Wij veroorzaken elkaar/En die conclusies die we elkaar in de maag splitsen gaan poliepen vormen in ons hoofd. En daardoor versperren we de weg naar dat bergmeer waar we zouden moeten uitkomen.’

Een oproep tot nieuwe verhalen

In 2017 schreef De Wit samen met schrijver-theatermaker Willem De Wolf (De Koe) de theatertekst ForsterHuberHeyne. Beide auteurs schrijven in de tekst brieven naar elkaar over liefde, radicaliteit en revolutie. Ze schrijven niet in eigen naam, maar ze verbeelden het beroemde koppel Georg Forster en Therese Heyne uit eind achttiende, begin negentiende eeuw. Hij was wereldreiziger en revolutionair, zij was schrijfster en uitgeefster en hield er openlijk een minnaar, Ludwig Huber, op na.

SUZANNE Wanneer mogen we conclusies trekken, vraag je? Nog steeds niet. We waren het er toch over eens dat conclusies alleen maar het resultaat zijn van pijn die een uitweg zoekt.
WILLEM Wie waren het eens?
SUZANNE Wij. Wij. Hier. Nu. En ook toen.  Toen we de eerste proloog hebben geschrapt. We gingen geen conclusies trekken. We gingen alles wat we dachten te weten niet meer weten. Of nog niet weten. We zouden ons voorstellen hoe het moet voelen als nog geen enkele emancipatiebeweging is mislukt. Hoe het moet voelen als het spreekwoord dat de revolutie haar eigen kinderen opeet nog niet bestaat.
WILLEM Daar heb je niks over gezegd. Over die kinderen en de revolutie.
SUZANNE Ik zei dat we een nieuwe dramaturgie nodig hebben, dat ook de dramaturgie een emancipatieproces moet zijn. De manier waarop we elkaar verhalen vertellen. Daar hoort vanzelfsprekend bij dat we er niet vanuit moeten gaan, dat we zelfs niet eens mogen weten dat kinderen hun eigen revolutie opeten.

De tekst voelt als een onderhandeling tussen twee auteurs wiens gedachtegoed balanceert tussen beschouwing en activisme. Doorheen het narratief van enkele historische personages stellen ze elkaar vragen over hoe het leven vorm te geven, hoe om te gaan met engagement en wat het betekent een keuzes te maken en die uit te dragen. In de tekst staat de zoektocht naar verandering centraal, in bovenstaand fragment geformuleerd als de nood aan een ‘nieuwe dramaturgie’ of de ‘manier waarop we elkaar verhalen vertellen’.

In de teksten van Rebekka De Wit is dan ook een langzame ontwikkeling voelbaar van ontleding en beschrijving van de wereld en je eigen positie, naar een actievere houding: een oproep tot nieuwe verhalen, vanuit het geloof in het verhaal als krachtige drager voor revolutie. Die gedachte vormt de rode draad in de voorstelling Tenzij je een beter plan hebt, die De Wit in 2017 maakte samen met de Nederlandse theatermaakster Anoek Nuyens. De voorstelling begint met een treffende analyse over het ontstaan van de wereld en de positie van de mens. De mens als hoofdpersoon van de schepping wordt in vraag gesteld en zelfs gehekeld.

‘Het duurde heel lang voordat de mens kwam. Eerst waren er dieren die uit het water kwamen, daarna weer terug de zee in gingen. Struiken die kilometers rolden. Vogels die de aarde konden overvliegen en weer terug. De mens kwam veel later, als allerlaatste bijna, maar dat had de mens niet door. Die had het gevoel dat hij er altijd al geweest was.’

Kernpunt in de tekst is een referentie naar een artikel dat verscheen in de Nederlandse krant NRC, waarin er een oproep werd gedaan aan kunstenaars om mede hun verantwoordelijkheid te nemen bij het formuleren van de noodzakelijke ‘nieuwe narratieven’ voor vandaag. De Wit en Nuyens voelen zich aangesproken en gaan op zoek. Als een deus ex machina volgt dan het verhaal van een rechtszaak waarin een chimpansee door een rechter een habeus corpus toegewezen krijgt, wat betekent dat die chimpansee ineens mensenrechten toebedeeld krijgt – een wereldprimeur, een gebeurtenis als een paradigmawissel waardoor ineens andere mogelijkheden ontstaan.

‘En daarna, na die uitspraak, zullen we wel moeten. Het ons voorstellen,het ons net zolang voorstellen, totdat onze kinderen,of misschien pas onze kleinkinderen, zich niet meer kunnen voorstellen, dat het ooit anders was.’

Dit ‘activisme’ zet zich nog sterker door in komende projecten. Momenteel werkt De Wit met Anoek Nuyens aan De zaak Shell, een samenwerking met de Nederlandse NGO Milieudefensie. Deze voorstelling bestaat uit pre-enactments als oefeningen voor de klimaatrechtzaak tegen Shell die zal volgen. Hiermee hebben beide schrijvers/makers een concrete methode ontwikkeld voor hoe je met een tekst, met een goed verhaal, buiten de artistieke realiteit mee aan de wieg van maatschappelijke verandering kan staan.

DOWNLOAD TEKSTFRAGMENT UIT ‘TENZIJ JE EEN BETER PLAN HEBT’

CONTACT
rebekka@dewnetijd.be

Geschreven door Esther Severi 

Esther Severi is sinds 2015 dramaturge bij het Kaaitheater en geeft les aan de theaterafdeling van het Koninklijk Conservatorium in Antwerpen. Ze werkt samen met kunstenaars als Els Dietvorst, Thomas Bellinck, Radouan Mriziga, Katja Dreyer en Michiel Vandevelde.

BIBLIOGRAFIE

  • Stel je voor, ik zoek een staat. (2011)
  • Hoe dit het verhaal werd (2011) – uitgegeven bij Bebuquin
  • Woudlopershandboek (2013)
  • Heimat (2013) – vertaald naar het Engels
  • Presentatie van een ongecensureerd moppenboek (2014)
  • Heimat II (2015)
  • We take it from here* (2016)
  • Veel langer dan je je kunt voorstellen* (2016) – vertaald naar het Duits
  • Tenzij je een beter plan hebt* (2017) – in samenwerking met Anoek Nuyens
  • ForsterHuberHeyne* (2015-2017) – in samenwerking met Willem de Wolf, vertaald naar het Duits door Christine Bais*
  • Heimat III (2018)
  • Monoloog voor een consument (2018)
  • De stem van Shell (2018)

*uitgegeven bij De Nieuwe Toneelbibliotheek



Kunstenpunt

Steunpunt voor beeldende kunsten, podiumkunsten en klassieke muziek.