Skip to main content

Frans De Coninck


Nadat Frans De Coninck aan het Stedelijke Muziekconservatoriumvan Brugge eerste prijzen notenleer, harmonie, contrapunt en fuga én een prijs van uitmuntendheid voor kornet had behaald, studeerde hij aan het Brussels conservatorium kornet bij H. Duhem.
De Coninck nam driemaal deel aan de Prijs van Rome. In 1881 stond hij met zijn zetting van het Agnus Dei (voor koor, orgel en orkest) na de voorproef als eerste geklasseerd. Toch werd zijn cantate Scheppingslied niet voldoende geacht voor een prijs of een eervolle vermelding. In 1883 (cantate Daphne) en 1885 (In het elfenwoud) viel hij evenmin in de prijzen.

In 1889 werd hij leraar bugel en kornet aan de muziekschool van Brugge en kapelmeester van het 1e Linie. In de Scheldestreek werd hij dirigent van verschillende harmonies. Zo was hij actief in Bornem, Puurs en Temse.
Frans De Coninck componeerde symfonische werken, kamermuziek, marsen, cantates, een oratorium, koormuziek en operettes. Bekende werken zijn de ouverture De boerenkrijg en Vaderlandsch lied, Gebed, Lentewandellied, Halletoren en De nacht.

(Jan Dewilde, Studiecentrum voor Vlaamse muziek)



Flanders Arts Institute

Expertise centre for performing arts, music and visual arts.