Radouan Mriziga
Afstand nemen om beter te verbinden, is een thema in leven en werk van de jonge Marokkaanse choreograaf Radouan Mriziga (°1985). Een geëngageerde afstandelijkheid dus, een die diep gaat om nieuwe perspectieven te ontdekken.Om te beginnen moest hij afstand nemen van de hechte familieverbanden en de gemeenschapszin uit zijn cultuur om danser te kunnen zijn. Hij trok van Marrakech naar Tunesië voor een dansopleiding, en van daar naar Frankrijk voor intensieve trainingen in lichaamsbewustzijn. Nadat hij in Marseille – eerder toevallig – deelnam aan een auditieronde voor de gerenommeerde opleiding van Anne Teresa De Keersmaeker kwam hij in Brussel terecht bij een nieuwe hechte community, die van P.A.R.T.S.Mij viel Radouan Mriziga voor het eerst op in de theatervoorstelling Half Elf Zomeravond van Bart Meuleman voor Toneelhuis (2012), waar zijn sprankelende, virtuoze dansinterventies een welkom contrapunt vormden voor de verbale overkill van het acteren. Zijn eigen werk verbaasde daarna des te meer want zowel zijn eerste solo 55 (2014) als 3600, een werk voor drie performers uit 2016, ogen op het eerste gezicht conceptueel kaal, streng, gestript van elke versiering of virtuoze taal. Ver weg ook van het verhalende uit zijn Arabische achtergrond.In een recent interview met het Franse Mouvements.net heeft Mriziga het over de afstand die hij neemt van socio-culturele thema’s uit de moslimwereld. Interviewer Gérard Mayen kan zich daarin vinden omdat die al te vaak zag hoe hedendaagse Maghrebijnse choreografen in Europa door een nieuwsoortig exotisme prisma worden bekeken: postkoloniaal, antifundamentalistisch of medinatoeristisch. Overigens was het voor Radouan Mriziga een voorwaarde dat hij niet zou fungeren als rolmodel voor een bepaalde groep toen hij in 2014 in Brussel onder de vleugels kwam van Moussem Nomadisch kunstencentrum, een organisatie die focust op kunstenaars uit de Arabische cultuur.Dit alles betekent niet dat Mriziga zijn achtergrond ontkent. Naast het podium staat hij zich zelfs een hoogstpersoonlijke postkolonialistische reflex toe. Eén van de redenen, vertelt hij, waarom hij niet inging op mijn voorstel om Frans te spreken, is dat mensen er te makkelijk van blijven uitgaan dat Frans een voertaal is in Marokko. En terwijl hij in zijn werk inspiratie haalt uit zowel hedendaagse architectuur- en danstheorie, oosterse en westerse filosofie, uit Arabische, Franse en wereldliteratuur, komt hij via die weg in zijn choreografieën toch uit bij een eigengereide selectie van de wiskundige, geometrische patronen die de essentie vormen van islamkunst. “Wat me daarin boeit is hoe vorm en functie verbonden zijn”, legt hij uit, “de maker van de patronen is tegelijk ambachtsman, kunstenaar, ingenieur, filosoof en ontwerper, maar ook een medium dat een goddelijke schaal ontrafelt, en verhoudingen in zowel sterrenstelsels, universum als het menselijke lichaam blootlegt”. Op het podium zet Radouan Mriziga met dat lichaam als centrale actor een intrigerende combinatie neer van abstraherende afstand en directheid. Eerder dan toeschouwer ben je getuige van hoe een constructie ontstaat, hoe performende lichamen functionele, dagelijkse taken uitvoeren en functies combineren – die van meetinstrument, lichtbron, bouwvakker, klankman, muziekmaker – om uit de choreografie een object te voorschijn te toveren. Hier en daar is de arbeid zwaar voor de performers, maar: “dat zwoegen staat voor betrokkenheid, en een betrokken lichaam brengt verandering teweeg, zowel in het object, in de ruimte, als in de verbinding met anderen”, aldus de choreograaf.Voor hem is het podium in de eerste plaats een vrijzone voor experimenten met andere velden en disciplines ‒ met als aangename bijwerking dat zijn performances moeiteloos in verschillende presentatiecontexten (buitenlocaties, musea) passen. In de zomer van 2016 bereidt Radouan Mriziga in Casablanca met drie Marokkaanse dansers het derde deel voor van zijn drieluik rond choreografie als constructie en architectuur: 55 (2014) was het eerste deel, 3600 volgde in 2016 en voor 2018 is 7 gepland. Vanaf 2017 is Radouan Mriziga gedurende vijf jaar artist in residence in het Brusselse Kaaitheater.Het fragment komt uit de slotfase van de 55 minuten durende soloperformance van Radouan Mriziga, die op haar beurt uit twee delen bestaat. In het eerste deel staat het dansen centraal: Mriziga verbindt dan zijn lichaam met de omringende ruimte in geritmeerde, abstracte aanzetten van meten en passen, op verticale, horizontale en laterale assen, met bewegingsmateriaal dat soms Arabisch aandoet, cirkelend, stappend, languit op de vloer, vingerknippend, met herhalingen en kleine verschuivingen. Uit de vijf kleine cassettespelers waarmee hij aan het begin zijn speelruimte afbakende, klinken korte aanzetten van geluidsfragmenten uit verschillende muziekculturen. In het tweede deel laat hij vervolgens met zijn bewegingen zichtbare sporen na in de vorm van een vloerpatroon dat we gaandeweg zien ontstaan. Zijn bewegingsmateriaal is nu puur functioneel, of nog: ambachtelijk. Hier, in het fragment, gebruikt hij zijn lichaam als meetinstrument, zijn voorarm als passerarm om met krijt de precieze punten aan te geven die hij met tape zal verbinden.Die ambachtelijkheid maakt in dit deel van de performance het duren van de tijd tot een interessant gegeven. Mriziga rolt letterlijk de tijd uit met zijn tape – tijd wordt zichtbaar, tijd transformeert in een object, net als de beweging van de performer tot dat object leidt. De mogelijke weerstand van de toeschouwer tegen de voorspelbaarheid van die trage afwikkeling wordt hier gecounterd met een trefzeker bewegingsritme, met een intrigerende soundscape van vogelgeluiden (wat is hun functie – welke betekenis geef ik eraan?) en vooral, met het gevoel van onontkoombaarheid en urgentie die de performer in zijn hier-en-nuaanwezigheid legt.Mriziga ontwerpt choreografieën als bouwsels waarin alles met alles verbonden is, ook met wat voorafging. Voor 3600 vormt een gelijkaardig geometrisch patroon als in 55 de ondergrond. Zo maakt hij een abstract gegeven – continuïteit – meteen heel concreet zonder in anekdotiek te verzeilen. Anderzijds is er ook een evolutie naar een complexere ruimtelijkheid, met drie performers in een driedimensionale constructie. Of beter gezegd, een reeks constructies, want in de 3.600 seconden die de performance duurt, trekken de dansers met dezelfde stenen telkens nieuwe bouwsels op: eerder dan een eindproduct is dit een lang beweeglijk aftasten van potentialiteit, van mogelijkheden van waaruit ze telkens nieuwe invalshoeken verkennen.Gelijklopend met de geometrische precisie en timing van hun constructies is opnieuw het duren van de tijd aan de orde: de tijd die het verslepen van de stenen onvermijdelijk in beslag neemt, het geduld dat daarvoor nodig is van de performers en van de toeschouwers. Verschillende soorten dynamiek breken in op die lineaire tijd: stenen worden harder of zachter neergezet, en bij het bouwen houden minimale verschillen in werkritme de aandacht vast. In het fragment is verder mooi te zien hoe de dansers de puur functionele bewegingen voor het bouwen confronteren en mixen met choreografie als een autonoom abstract object. Net als voor het vloerpatroon haakt hun bewegingsmateriaal in op 55 – afmeten, klappen, vingerknippen om de ruimte wakker te maken, kleine Arabische accenten – met ook hier een evolutie naar complexere patronen en symmetrieën, want in drievoudige interactie met elkaar.
AUTEUR:LIEVE DIERCKXLieve Dierckx is theaterwetenschapper. Ze schrijft over dans voor verschillende media, voor theaterhuizen en choreografen.