fieldworks vzw
Heine Avdal en Yukiko Shinozaki ontmoetten elkaar toen ze beiden lid waren van het dansgezelschap Damaged Goods van Meg Stuart, van 1997 tot 2001. Avdal, een Noor, studeerde dans aan het Oslo National College for the Arts (1991-1994) en aan P.A.R.T.S. in Brussel (1995-96). De Japanse Shinozaki liep balletschool in Tokio en studeerde vervolgens hedendaagse dans en psychologie aan de Portland State University in Oregon in de VS. In 1993 verhuisde ze naar New York City waar ze haar eigen werk bracht en danste met andere choreografen, tot ze in Brussel kwam wonen en begon te werken met Stuart.
Sinds 2000, het jaar waarin ze het duet Cast off Skin (2000) brachten, voerden Avdal en Shinozaki zo’n twintig producties op samen, die stuk door stuk een uitgebreide internationale tournee kregen. Ze traden ook op onafhankelijk van elkaar en werkten samen met andere kunstenaars uit verschillende artistieke disciplines, waaronder componist Rolf Wallin, visueel kunstenaar Christelle Fillod, choreograaf Un Yamada, en geluiddesigner en technisch genie Fabrice Moinet. In 2003 vormden ze het productieteam deepblue, de voorloper van fieldworks, samen met geluidskunstenaar Christophe De Boeck.
Vanaf de prille start onderzoeken de choreografen veranderingen en kleine wijzigingen in het lichaam van de artiest en zijn onmiddellijke omgeving, wat resulteert in voortdurende veranderingen vanuit het perspectief van de kijker. Door gebruik te maken van complexe dramaturgieën van bewegingen, gebaren, geluiden, licht, voorwerpen, ruimte en tijd, experimenteren deze choreografen met alternatieve manieren van presenteren, percipiëren, interageren en participeren. Ze hanteren een niet-hiërarchische benadering van opvoeren, wat inhoudt dat ze alle elementen (van de set, de lichten, rekwisieten en geluid tot de bewegingen, dansers en toeschouwers) op gelijke voet beschouwen. Avdal en Shinozaki gaan ook op ontdekking naar een ruimer begrip van de performativiteit en beweging, die niet beperkt zijn tot de acties en het lichaam van een danser, maar zich uitbreiden tot voorwerpen, technologie en ruimte, maar ook tot bijvoorbeeld de positie van de toeschouwer. De choreografen spelen met verschuivingen tussen ingewikkelde details en het grote plaatje: met het micro- en macroniveau. Ze houden zich ook bezig met wat zij de ‘aanwezigheid van afwezigheid’ noemen: ze onderzoeken de technologie van een uitvoering, of wat de verschillende delen van een choreografisch werk animeert en toont, maar meestal onzichtbaar blijft voor de toeschouwer. Fieldworks’ evocatieve, unieke en vaak breed zintuiglijke werk verandert de manier waarop wij, als toeschouwers, in relatie staan tot dans, en zorgt aan de hand van dit proces voor een radicaal nieuwe blik op de betekenis en omvang van wat wordt beschouwd als ‘choreografie’.
Doorheen de jaren heeft dit onderzoek de choreografen ertoe gebracht om niet enkel de ruimte van het theater en zijn gevestigde regels en conventies zorgvuldig te dissecteren, in producties zoals some notes are (2006), you are here (2008), nothing’s for something (2012), en unannounced (2017), maar ook om uit te wijken naar een brede waaier van alternatieve ruimtes, van supermarkten en hotelkamers tot museumlobby’s en modelhuizen.
Deze laatste evolutie leidde in 2013 tot de naamsverandering in fieldworks. Deze naam is afgeleid van een reeks sitespecifieke projecten die de choreografen een paar jaar eerder begonnen te ontwikkelen, zoals Field Works-hotel (2009), een intieme interactieve opvoering in een hotelkamer, voor één toeschouwer per voorstelling, en Field Works-office (2010), waarin de dansers een kantoor tot leven brengen en transformeren tijdens de werkuren, aan de hand van subtiele gebaren en live tekenen. De reeks Field Works werd gevolgd door het project Borrowed Landscape, dat begon in een modelhuis in Yokohama, Japan, in 2011 en sindsdien werd herwerkt voor bijna 20 locaties. Deze opvoeringen werden vernoemd naar het begrip ‘shakkei’, een traditionele Japanse tuinontwerptechniek waarbij het omliggende bestaande landschap wordt geïntegreerd in de samenstelling van de tuin, en brengen poëzie op plaatsen die onze persoonlijke en professionele levens bepalen. De hybride realiteiten die op deze manier ontstaan, nodigen ons ook uit om een stap terug te zetten en nog eens goed te kijken, om vertrouwde plekken anders te beschouwen en benaderen, en om ook de notie van het alledaagse met een nieuwe blik te bekijken.
In 2014 ging fieldworks verder met het ontdekken van de ruimte in distant voices (2014), waarin de dansers gebruik maken van een reeks grote witte kubussen op onverwachte locaties. Het voortdurende plaatsen en verplaatsen van deze kubussen door verschillende dansers tegelijk, benadrukt en wijzigt de architecturale kwaliteiten van de ruimtes waarin de opvoeringen plaatsvinden en wijzigt de relatie van de toeschouwers tot deze ruimtes. Deze productie resulteerde in de eerste opvoering van carry on in 2015, waarin de toeschouwers deelnemers werden en door de dansers werden uitgenodigd om zich doorheen de locatie te bewegen. De ene na de andere danser neemt een toeschouwer mee op een begeleide toer door het gebouw, terwijl ze de ruimte benadrukken met subtiele, ongewone acties en verrassende interventies.
Het eerste videofragment gaat over carry on Bergen (Noorwegen) (2016), dat werd gemaakt voor het buiten dienst gestelde zwembad Sentralbadet. Terwijl de leidinggevenden van de stad bleven debatteren of het gebouw nu moest worden omgebouwd tot theater, zat de organisatie BIT Teatergarasjen al jaren zonder een ruimte. Avdal en Shinozaki spelen in op deze realiteit en de sociopolitieke geschiedenis en structuur van deze site, door de opvoering te beginnen door het publiek terug naar buiten te sturen, terug op de straten van de stad. Slechts enkele dagen voor de voorstelling ontdekten de choreografen bovendien dat ze geen toestemming zouden krijgen om het zwembad zelf te benutten. Als gevolg vond de voorstelling plaats buiten, rond, onder en boven de belangrijkste ruimte van het gebouw: in de kleedkamers en douches, gangen en kelders. Deze situatie benadrukte nog meer het probleem van het vinden van een podium voor onafhankelijke artistieke gezelschappen in Bergen op dat moment. Ze benadrukte ook de bijzondere transformaties van ruimtes, en van gewone acties en gebaren, kenmerkend voor het recente werk van het gezelschap. We zien lichamen en gebaren maar gedeeltelijk; acties die worden ingezet maar niet afgemaakt, of waarnaar wordt gealludeerd terwijl ze niet echt gebeuren. (We horen en zien de artiesten een douche nemen, terwijl er geen water stroomt). In dit fragment zien we ook een kleine zwarte kubus in een gat in de vloer verdwijnen. Later zien we dit voorwerp weer verschijnen en wordt het door de dansers aan elkaar doorgegeven. De kubus staat voor een klomp vuil, misschien door de jaren heen verzameld uit het afvoerputje van de douches? Maar hij verwijst ook naar een bouwblok, een steen in de muur, en ook nog eens naar de (verloren) ‘black box’ van het conventionele theater. Deze kleine vierkante kubus leidt de toeschouwer niet enkel doorheen de locatie in kwestie (zoals de knotten rood garen, de reeks postkaarten en de kleine driedimensionale witte kartonnen letters in andere stukken van fieldworks), hij duikt ook (opnieuw) op in verschillende vormen en maten in alle volgende edities van carry on, alsof hij nieuwe dimensies en betekenissen blijft aannemen en ons perspectief blijft veranderen.
De naam fieldworks drukt de bijna etnografische aanpak uit die Avdal en Shinozaki bezigen bij het onderzoek van hun locaties voor sitespecifiek werk. Ze bezoeken niet gewoon een ruimte om er een opvoering te houden en weer te vertrekken (wat vaak het geval is bij een tournee), maar brengen er echt tijd door. Ze nemen de tijd om te graven in de geschiedenis, het geheugen, de structuur en bijzonderheden van de locaties die ze gebruiken, om dan nieuwe fantasierijke elementen toe te voegen, aan de hand van gebaren, voorwerpen, geluiden en andere effecten.
Ondertussen zijn de choreografen ook werk blijven maken voor de conventionele theaterruimte (black box), waaronder nothing’s for something (2012), waarin theatergordijnen dansen en grote witte ballonnen en liveschetsen buiten naar binnen brengen; en unannounced (2017), dat de grenzen verkent van het theatrale evenement, in ruimte en tijd. Deze werken benutten op hun beurt de strategieën ontwikkeld in andere ruimtes, hierboven aangehaald, om de manier waarop de ruimte van het theater werkt en ons gedrag, denken en verwachtingen beïnvloedt, nog verder uit te dagen.
Een andere manier waarop fieldworks de wereld van de dans in vraag stelt en uitbreidt, is door het Archive of Performance te bestuderen. Wat voor kennis genereert dans? En hoe wordt deze kennis doorgegeven? Wat voor informatie verwerken onze lichamen? En wat voor sporen laten de technieken van het lichaam en het theater achter op onze lichamen, op onze omgeving en op de manier waarop we (verplicht worden) ons erin (te) bewegen? Vanaf terminal (2002) bestudeert hun werk hoe dans en andere technologieën (fysiek en virtueel), en andere interfaces (waaronder– naast het lichaam – projectieschermen, vellen papier, verschillende soorten displays, dozen en andere voorwerpen) onze gebaren, bewegingen, acties en gedrag in gang zetten, manipuleren en opslaan. fieldworks doet dit door te experimenteren met een brede waaier van innovatieve high- en lowtech tools en trucjes, maar ook met alternatieve manieren en formats van schrijven en inscriptie. Deze fascinerende draad is duidelijk aanwezig in de stukken die voorkomen in de volgende fragmenten.
In you are here (2008) moet het publiek bijvoorbeeld zijn aandacht verplaatsen van het liveoptreden naar de bijkomende informatie die wordt gegeven op ledschermen, vellen A4-papier en archiefdozen waarin miniatuurwerelden worden voorgesteld. Al deze ‘archieven’ bieden een andere blik op de realiteit die plaatsvindt op het podium. In deze voorstelling wordt het publiek, na het verlaten van de ‘black box’, geconfronteerd met alweer een ander perspectief op de opvoering, wanneer ze opnieuw wordt afgespeeld op het scherm in de lobby.
In het meest recente werk van het gezelschap, unannounced (2017), gebruiken de choreografen draagbare projectoren om de ruimte van het theater te herdefiniëren, opnieuw uit te vinden en open te trekken. Het publiek bereikt en verlaat het podium via een onverwachte route, via gangen en verborgen backstageruimtes. De actie die zich uiteindelijk (in het donker) afspeelt op het podium, betrekt niet enkel de toeschouwer maar gebruikt ook, letterlijk, de structuur van het theater en de technologie en voorwerpen erin. Gevonden voorwerpen, zoals een rol draad, worden in beweging gebracht en de volledige ‘soundscape’ is samengesteld uit geluiden van de plek zelf.
Bezoek de website van Fieldworks.
Thumbnail: (c) True Blue vzw
AUTEUR:
SARA JANSEN
Sara Jansen is onderzoeker en dramaturge. Ze schrijft over dance en peformance, en werkt o.a. samen met Rosas/Anne Teresa de Keersmaeker, fieldworks/Heine Avdal and Yukiko Shinozaki, en Trajal Harrell.