Skip to main content

Ann Van den Broek


Choreografe Ann Van den Broek gooit internationaal hoge ogen: haar werk stond al op podia in onder meer Rusland, Tsjechië, Polen, Taiwan, Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië en Canada. Ze studeerde dans aan de Rotterdamse Dansacademie (Codarts, tot 1991) en danste nadien lange tijd bij de befaamde Dansgroep Krisztina de Châtel (Amsterdam, 1991- 1998), naast ook opdrachten als danser voor Elisa Monte Company (New York, 1990), Galili Dance (Groningen, 1998) en Charleroi Danses (Charleroi, 1998- 2000).  

In december 2000 sticht ze haar eigen structuur: WArd/waRD. Ze legt zich vanaf dan helemaal toe op het maken van eigen choreografieën. Van bij de start is haar werk sterk geïnspireerd door haar lange loopbaan als danseres en de specifieke danstaal die ze had ontwikkeld. Van den Broek is gefascineerd door menselijke gedragspatronen en emoties. Ze probeert deze te begrijpen door te onderzoeken hoe ze zich in het lichaam manifesteren. Hoe kun je aan het lichaam – los van de mimiek – angst, eenzaamheid of verlangen aflezen? Dat is wat ze samen met haar dansers onderzoekt. Aanvankelijk neemt ze telkens één emotie als basis. Co(te)lette (2007) staat bijvoorbeeld in het teken van de lust.

Van den Broek is gefascineerd door menselijke gedragspatronen en emoties. Ze probeert deze te begrijpen door te onderzoeken hoe ze zich in het lichaam manifesteren.

(* Van Co(te)lette bestaat ook een dansfilm gemaakt door de Britse regisseur Mike Figgis, tegen betaling beschikbaar via iTunes)

Op de video zie je drie danseressen geil met hun heupen wiegen. Geprangd tussen verlangen en bevrediging strijken ze door hun haar, lachen ze hun tanden bloot, rijden ze tegen de vloer aan, gaan ze uit de bol op pompende muziek of slaan ze wild op hun bips. Ze dragen hoge hakken, ultravrouwelijke kledij en hebben alle pasjes en poses die bij het clichébeeld en -vocabularium van vrouwelijke lust en verleiding horen onder de knie. Tegelijk heeft hun optreden iets onwerkelijks. Dat komt door de choreografische aanpak van Van den Broek: ze laat de dansers de bewegingen obsessief-repetitief uitvoeren.

Aan de voorstelling ging, zoals steeds bij Van den Broek, een lang werkproces vooraf. Naargelang van de emotie die ze wil onderzoeken, verzamelt de choreografe referenties uit het dagelijkse leven. Ze bestudeert het bijhorende gedrag minutieus, analyseert bewegingen microscopisch. Vanuit die basis ontwikkelt ze bewegingsfrases. Het verklaart waarom je er als toeschouwer een gevoel van herkenning door krijgt. Omdat de bewegingen uit hun dagelijkse context zijn gehaald, voelen ze tegelijk bevreemdend, ja mechanisch aan. Door wat in het dagelijkse leven vaak instinctief gedrag is in een dwingend keurslijf van een bijzonder strakke choreografische structuur te plaatsen, speelt Van den Broek bovendien met de spanning tussen emotie en ratio. Een andere spanning die in Co(te)lette speelt, is hoe de vrouwen enerzijds vervreemd lijken van hun eigen lichaam, terwijl het stuk tegelijk ook erg fysiek (en voor de dansers extreem veeleisend) is en een uiterste lichaamscontrole vergt.

Natuurlijk is Co(te)lette ook een knipoog naar de positie en rol van de vrouw in onze maatschappij. Alleen al door de rauwe titel maak je ongewild associaties met figuren zoals de Franse erotische schrijfster Colette, feministische discussies over het vrouwelijke lichaam als koopwaar, of het taboe dat rust op vrouwelijke lust.

Door wat in het dagelijkse leven vaak instinctief gedrag is in een dwingend keurslijf van een bijzonder strakke choreografische structuur te plaatsen, speelt Van den Broek bovendien met de spanning tussen emotie en ratio.

Een tegenhanger van Co(te)lette is de choreografie We Solo Men (2009): een ‘mannelijk’ stuk voor zes dansers.

Ook in We Solo Men zitten de dansers geprangd tussen twee polen, namelijk de wil om te entertainen enerzijds en het onvermogen om te communiceren anderzijds. Ook hier zie je dezelfde poweresthetiek en choreografische strategie: typisch gedrag en herkenbare tics en bewegingen uit het dagelijkse leven worden in nauwkeurig bestudeerde, wezenlijke frases door de dansers obsessief-repetitief en in een stijgend opzwepend ritme uitgevoerd, net zolang tot de bewegingen leeg en betekenisloos aanvoelen. Aan de basis van We Solo Men ligt een persoonlijk verhaal ‒  ook dat is trouwens eigen aan het werk van Van den Broek. Ze baseerde zich op gelukkige herinneringen aan haar tien jaar oudere broer, die met psychische problemen kampte en jong overleed. Ook geïnspireerd door hem en sterk autobiografisch is I SOLO MENT (2008), een verweven dubbelsolo over verlangen naar contact. In Q61 (2011) neemt ze verlies en rouw onder de loep. De titel verwijst naar het nisnummer van haar overleden broer; de voorstelling werd ook uitgevoerd op een kerkhof, onder de titel Q61 Cemetery.

Recenter maakte Van den Broek voorstellingen rond kleuren: na The Red Piece (2013) volgde in 2014 The Black Piece. Het betekent niet zozeer een nieuwe koers. Ook voordien had elke voorstelling voor Van den Broek een kleur (Co(te)lette is voor haar roze, I SOLO MENT groen) ‒ alleen benoemde ze het niet zo. Niettemin markeren The Red Piece en The Black Piece een scharnierpunt in haar parcours. Vroeger was het uitgangspunt één emotie, bijvoorbeeld lust (Co(te)lette). De kleur kwam nadien. Nu gaat de choreografe uit van een kleur die vaak een spectrum aan soms tegengestelde emoties opent. Zwart is bijvoorbeeld de kleur van new wave, gothic en punk. Zwart kan zowel geborgenheid bieden als angst oproepen en verwijzen naar passie, agressie of geheimen. Zwart is bovenal ook een radicale kleur, een tegenklank – en daarmee de kleur van Ann Van den Broek, want met deze voorstelling toont ze zich even radicaal als zwart.

Nu gaat de choreografe uit van een kleur die vaak een spectrum aan soms tegengestelde emoties opent.

Als toeschouwer zit je in het duister en zie je de dansers slechts af en toe, bijvoorbeeld wanneer het licht kort aangaat of wanneer de choreografe, die tussen hen in wandelt, hen met een zaklamp verlicht. Ook een cameraman wandelt tussen de dansers, wat hij filmt, kun je meevolgen op een scherm. Dat levert iets extra’s op. Van den Broeks werk is erg gedetailleerd. Zeker voor toeschouwers die veraf zitten, zijn details, bijvoorbeeld texturen van stof of gelaatsuitdrukkingen, niet altijd zichtbaar. Met een camera kun je dichtbij komen en dingen uitlichten. In The Black Piece voegt de camera bijkomende lagen en perspectieven toe. Je kijkt naar een scherm en je ziet iets wat bijvoorbeeld naast jou gebeurt. Dat heeft een desoriënterend effect. Van den Broek speelt natuurlijk ook met de idee van de camera als voyeur. Tegelijk maken de camerabeelden ook nieuwsgierig naar wat we niet zien: een vreemde gewaarwording in onze overgemediatiseerde maatschappij waar niets nog veilig lijkt voor een camera. Ann Van den Broek won met deze voorstelling in Nederland een Zwaan – de ‘Oscars’ van de Nederlandse dans – voor de indrukwekkendste dansproductie van het seizoen 2014-2015. In het juryrapport lezen we: “Als in een camera obscura maakt Ann Van den Broek met prikjes licht in een onpeilbaar zwart flarden zichtbaar van vijf gekwelde levens. De keten van associaties en emoties die dat oproept, geeft The Black Piece een fabelachtige diepte. Je wil alles volgen, ook dat wat je niet kunt zien.” Zo boeiend is haar oeuvre.

AUTEUR:

JULIE RODEYNS

Julie Rodeyns is kunstcritica (o.a. voor <H>ART magazine, Bozar The International Selection) en publieksbemiddelaar. Ze is oprichtster van Matchbox, verzorgt trainingen en consultancy in publieksbemiddeling en is gastprofessor ‘Actieve Kunsteducatie’ aan Odisee Hogeschool (Brussel). 



Kunstenpunt

Steunpunt voor beeldende kunsten, podiumkunsten en klassieke muziek.