Skip to main content

Ultima Vez


Wim Vandekeybus ging na zijn studies psychologie en fotografie als performer aan de slag bij Jan Fabre. In De macht der theaterlijke dwaasheden (1984) was hij een van de twee iconische naakte koningen. In dat werk botst een conceptuele analyse van de theatrale werkelijkheid op de rauwe, fysieke realiteit van de performers. Beide aspecten moeten Vandekeybus sterk hebben aangesproken. Als hij in 1986 zijn eigen gezelschap Ultima Vez opricht, treedt met zijn eerste voorstelling, What the Body Does Not Remember (1987) vooral het element van de rauwe fysieke actie op de voorgrond. In later werk blijkt pas dat het hem altijd om veel meer dan alleen maar fysiek spektakel te doen was.

Deze fragmenten laten een belangrijk aspect zien van het oeuvre van Vandekeybus. Meer nog dan bij het werk van Jan Fabre draait het hier om de notie van realiteit op het podium. In What the Body… gooien dansers in een bepaalde scène stenen naar elkaar terwijl ze steeds sneller rond het podium lopen. Daarbij lopen ze reëel gevaar. Alleen hun feilloze reflexen redden hen. Vandekeybus’ fascinatie voor die quasi dierlijke reflexen stamt, zo vertelt hij zelf keer op keer, uit zijn jeugd toen hij met zijn vader, een veearts, op tocht ging langs boerderijen in zijn geboortestreek. Maar er is meer. Een andere scène, ‘Frisking’ drijft het gevoel ten top dat hier iets echt loos is en de dansers niet alleen doen alsof. De mannen betasten de vrouwen. Aanvankelijk lijkt het op een routinecontrole zoals die ook in luchthavens gebeurt. Ze gaan echter steeds driester te werk, tot de actie zo gênant wordt dat de dunne lijn tussen fictie en echte handtastelijkheid ei zo na wordt overschreden. De reacties van de vrouwen verraden dat ook: ze naderen steeds dichter de grens van echte woede.

Dingen op zo’n directe manier laten zien, was binnen het Westers theater echter altijd een taboe. Het leverde Vandekeybus dan ook af en toe problemen op. Dat German Jauregui zich verwondde op het podium in Sonic Boom (2003) kon er bij het publiek in Parijs niet in: de scène werd gespeeld achter een laken… Tegelijkertijd bracht die unieke benadering Vandekeybus wel enorm, wereldwijd succes. Een andere succesfactor was ook de prominente rol van de muziek. De score van Thierry De Mey en Peter Vermeersch bepaalt sterk de toon in What the Body…, en ook later zal Vandekeybus steeds weer (rock)muzikanten, en niet de minste (David Byrne, David Eugene Edwards), weten te overtuigen om een score te schrijven voor zijn stukken of zelfs, in het geval van Mauro Pawlowski bijvoorbeeld, live deel uit te maken van de cast.

De signatuur van Vandekeybus ligt in de eerste plaats in het fysieke materiaal, maar in de eerste stukken van Ultima Vez zie je al de rudimentaire contouren van een verhaal, bijvoorbeeld in de confrontatie tussen mannen en vrouwen. Vandekeybus was, en is, altijd gefascineerd door wat er gebeurt tussen mensen in ongewone situaties of marginale posities. Hij werkte dan ook vaak samen met andere kunstenaars, met niet-kunstenaars, met dansers en performers van alle leeftijden (ook kinderen bijvoorbeeld) en achtergronden. Het leidde tot stukken waarin muziek, dans en teksttheater een hoogst ongewoon verbond aangaan. De kennismaking met de blinde Marokkaan Saïd Gharbi inspireerde Vandekeybus zo tot Mountains Made of Barking (1994), een stuk met blinde performers.

Opmerkelijk was ook zijn samenwerking met de auteur Peter Verhelst voor stukken als Blush (2002) en Sonic Boom. Acteur Titus Muizelaar sloeg de spijker op de kop in zijn beschrijving van Vandekeybus’ methode op dat moment: “Dit stuk is als een weefsel. Poëzie en beweging schuiven in elkaar, je merkt niet waar het ene in het andere overgaat. Wim stuurt het heel sterk. Hij dwarsboomt een gewone lezing van de tekst. Als de tekst psychologisch realistisch lijkt, koppelt hij ze meteen aan een andere, absurde actie. Wim brengt zo poëzie en beweging in een surrealistisch kader samen. Dat beïnvloedt je concentratie als acteur. Je moet die anders doseren. Ik voer in dit stuk een gesprek terwijl zes dansers mij op een deken voorttrekken. Dat je voortdurend op je evenwicht moet letten is genoeg om je uit je lood te slaan. Geweldig.”  

Die experimenten met de wisselwerking tussen de fysieke en mentale realiteit van performers, of de surrealistische verstoring van het verhaal ontstaan bij Vandekeybus op intuïtieve wijze, in het werkproces zelf. Vaak gaat de choreograaf daarbij in overdrive: de grens van pure waanzin en absurditeit is soms niet ver meer af. Die drastische breuk met de conventionele theaterlogica opende meer dan eens de weg naar onverwachte betekenissen en inhouden die op hun manier aansluiten bij een conceptuele of ‘postdramatische’ benadering van theater. Dat is geen toeval. Vandekeybus was de allereerste Vlaamse choreograaf die zich met The Day of Heaven and Hell (1998) waagde aan een stuk op basis van teksten en beelden van Pier Paolo Pasolini. Ook die auteur koppelde de zin voor intuïtieve, fysieke actie aan een intellectueel discours met een voorliefde voor ‘gevaarlijke gedachten’. Een recente voorstelling als Talk to the Demon (2014) is een van de sterkste voorbeelden van Vandekeybus’ talent om fysieke actie te verbinden met een sterk concept. Hij laat hier in de actie zelf zien dat liefde en wreedheid meer te maken hebben met wat tussen je eigen oren zit, met je eigen demonen, dan met wat anderen doen. Op onnavolgbare wijze betrekt hij het publiek in een onbarmhartige strijd om liefde, aandacht en macht.

Een overzicht van het werk van Vandekeybus zou tenslotte niet compleet zijn zonder te wijzen op zijn werk als fotograaf en cineast. Al vroeg verwerkt Vandekeybus filmfragmenten in zijn werk. Puur (2005) is zelfs helemaal geconstrueerd als een dialoog tussen een Super 8-langspeelfilm en wat op het podium gebeurt. 'Galloping Mind’ (2015) is zijn eerste zuivere langspeelfilm. Vandekeybus doet hier onder andere een beroep op kinderen uit weeshuizen en opvangcentra om een moderne mythe over een tweeling te vertellen. Die film werd overigens deels gefinancierd door de verkoop van het verbluffend sterke fotografische werk van Vandekeybus.

De organisatie Ultima Vez is ook al lang meer dan alleen de productiestructuur rond het artistieke werk van Wim Vandekeybus zelf. De generositeit van het gezelschap uit zich op diverse manieren. Zo neemt Ultima Vez al sinds jaar en dag jonge makers onder de vleugels om ze de kans te geven hun eigen traject te ontplooien – recent o.a. Seppe Baeyens en Vincent Glowinski (‘Bonom’). In hun thuishaven in Molenbeek zijn ook een aantal andere kunstenorganisaties onder dak en de dansstudio’s worden wanneer mogelijk opengesteld voor andere dansmakers. Ultima Vez organiseert ook danslessen, masterclasses en artistieke projecten voor amateurs, professionele dansers en de kinderen uit de buurt.

AUTEUR:

PIETER T’JONCK

Pieter T’Jonck is burgerlijk ingenieur-architect en publicist voor onder meer De Morgen en diverse tijdschriften in binnen- en buitenland. Hij schrijft over dans, theater, beeldende kunst en architectuur. T’Jonck is ook adviseur bij DasArts in Amsterdam.



Dans

Kunstenpunt maakt een overzicht van makers en organisaties in de Vlaamse dans (laatste update: 2022)

Kunstenpunt

Steunpunt voor beeldende kunsten, podiumkunsten en klassieke muziek.