Skip to main content

Paul Pourveur

Paul Pourveur (foto Nadiye Baran)


Paul Pourveur (°1952) begon zijn carrière als scenarist voor film en televisie. Sinds het midden van de jaren tachtig van de vorige eeuw schrijft hij vooral voor theater. Door zijn tweetalige opvoeding is hij een van de weinige Belgische auteurs die zowel in het Frans als in het Nederlands schrijven. Hij werkt in opdracht van theaters boven en beneden de taalgrens. Ook in Nederland is er veel belangstelling voor zijn werk. Naast zijn stukken heeft hij ook een aantal artikels gepubliceerd waarin hij theoretisch reflecteert over de uitdagingen van de theatertekst aan het begin van de eenentwintigste eeuw.

De werkelijkheid als linguïstische constructie

Pourveur begon te schrijven voor het theater op een belangrijk moment in de ontwikkeling van de Vlaamse podiumkunsten. In samenwerking met regisseurs als Lucas Vandervost en Guy Cassiers voor wie hij teksten als Le Diable au Corps (1986), The Hunting of the Snark (1987) en Congo (1989) schreef, ging Pourveur op zoek naar nieuwe vertelvormen voor het toneel: “Onherroepelijk nu: een pen laat een inktspoor achter. Veeleer dan de herinnering zou ik in dat spoor nieuwe tijden willen vinden of tenminste andere tijden,” schrijft Pourveur in Congo. Nieuwe of andere tijden vragen nieuwe of andere teksten. Pourveur wijst de traditionele dramaturgie radicaal af: categorieën als lineaire plotontwikkeling, causaliteit, psychologisch verklaarbare personages en transparante dialogen behoren voor hem tot een mens- en wereldbeeld uit het verleden. Bij het schrijven van zijn teksten houdt hij geen rekening met de ‘speelbaarheid’ ervan. Hij eist voor zichzelf een zo groot mogelijke compositievrijheid op. De enige twee criteria die hij hanteert is dat zijn theaterteksten een bepaalde relatie met de hedendaagse wereld moeten hebben en dat ze geschreven moeten zijn voor het theatraal dispositief, dus met het oog op de relatie scène-publiek.

Pourveurs teksten zijn een volgehouden poging om genres, codes en conventies te ondermijnen. Zo kan Le diable au Corps, een vertelling voor een Zij, een Hij en een Hij bis, nog het best omschreven worden als een deconstructie van de literaire romantische liefde. Het erotische verlangen, dat tegelijk een verlangen is naar de oorsprong en naar een nieuw begin, is ook de motor van Congo. De tekst bestaat uit drie delen. Het eerste deel dat ‘Een roman’ heet, vertelt het verhaal van een groep mannen die in Congo op zoek gaan naar een vrouw, Elise Livingstone. In het tweede deel, ‘Een essay’, daalt een vrouw (Marilyn Monroe?) af in haar DNA. Het zeer korte derde deel, ‘Een appendix’ bevat een dialoog, wellicht tussen 1. en 2., wellicht een man en een vrouw, maar wie wie is, blijft gewild onduidelijk. De zoektocht is in laatste instantie een zoektocht doorheen de taal naar de ultieme betekenis, de laatste vaste grond die onbereikbaar is. De vele verwijzingen naar literatuur en film, naar hoge en lage cultuur maken duidelijk dat betekenis pas in dat netwerk ontstaat en er niet buiten ligt.

Het inzicht dat de menselijke ervaring van de werkelijkheid, van de ander, van zichzelf en van de meest intieme gevoelens (liefde, seksualiteit) door de taal bemiddeld is – en dus een linguïstische constructie –, is voor Pourveur essentieel. In The Hunting of the Snark, gebaseerd op een gedicht van Lewis Carroll, maakt Pourveur de relatie tussen woorden en representatie los en geeft aan de taal een eigen associatieve autonomie: “Taal kan een drager van betekenissen zijn, maar kan ook de betekenis op zich zijn. Ik heb altijd geprobeerd om te spelen met die twee niveaus van taal. Verder heb ik steeds de mogelijkheden van taal afgetast. Hoe flexibel is taal, en welke impact kan het hebben?” Het onmiddellijke gevolg hiervan is dat de taal geen inzicht of overzicht meer biedt, want ze is haar eigen labyrint geworden. Dat is een opvatting die thuishoort in het postmodernisme, waartoe Pourveur zijn werk ook expliciet rekent. In de Eco-romance (1998) leggen xx en xy een politiek-correcte synoniemenlijst aan van confronterende termen: ‘oorlog’ wordt ‘de defensieve stand der dingen’, ‘racisme’ wordt ‘de zoektocht naar authenticiteit’, ‘corruptie’ is ‘ethisch verschillend’ en ‘een minnaar’ is ‘een veelbetekende derde persoon’. In Contusione é minima (1998) wordt het voorstel gelanceerd om de woordenschat te beperken tot vijftig woorden. Pourveur speelt een ironisch spel met literaire en dramatische genres en intertekstuele verwijzingen, maar de inzet van zijn werk gaat verder dan een superieur spel met vormen en structuren.

“Schaf het repertoiretheater af”

De ontwikkelingen van de wetenschap, de technologie en de media hebben onze perceptie van de wereld fundamenteel beïnvloed. De kwantummechanica zet zich af tegen het newtoniaanse wereldbeeld en stelt de vastheid en zekerheid van categorieën als tijd, ruimte en materie in vraag. In 1998 schrijft Pourveur Noorderlicht, geïnspireerd op de Solvay-conferentie in 1927, waar een grote groep wetenschappers waaronder Einstein, Bohr en Heisenberg aan deelnamen om over de kwantumtheorie te discussiëren. Pourveur spreekt in dit stuk niet van ‘scènes’ maar van ‘metingen’. Vanuit bepaalde analogieën met nieuwe wetenschappelijke inzichten, gaat Paul Pourveur op zoek naar nieuwe dramaturgische concepten en structuren, voorbij het determinisme van het klassieke drama.

Pourveurs poëtica is daarnaast nauw verbonden met het besef van het einde van de Grote Verhalen, zoals de Franse filosoof Jean-François Lyotard de postmoderne conditie omschreef. De grote ideologieën behoren tot het verleden en hebben hun verklaringskracht verloren. Door een overvloed aan prikkelingen en data door de explosie van de media in het digitale tijdperk, is de ervaring van de werkelijkheid gefragmenteerd, heterogeen en chaotisch. Een van de centrale stellingen van Pourveur is dat het theater en de theatertekst in het bijzonder nog steeds geen consequenties heeft getrokken uit deze evoluties die een diepgaand effect hebben op ons denken over tijd en ruimte, over oorzaak en gevolg, over subjectiviteit en psychologie: “Het is absurd om vandaag nog een drie-act structuur te gebruiken, want dan zit je eigenlijk in een 19e-eeuws determinisme. De wereld is niet meer zo causaal. Dat weten we nu, dus waarom zou je nog zo’n model gebruiken?” Deze houding impliceert een afwijzing van het repertoire en vooral van de waarde die er nog steeds aan gehecht wordt in het hedendaagse theater. Voor Pourveur behoort het repertoire onherroepelijk tot het verleden en heeft het geen zin om te pretenderen dat de Griekse tragedies of de stukken van Shakespeare nog iets te zeggen hebben over ons omwille van hun universele waarde en betekenis.

Maar het zijn niet alleen de ontwikkelingen in de wetenschap en de media waarop Pourveur in zijn teksten een antwoord zoekt. Hij schrijft zijn teksten eveneens tegen de expliciete achtergrond van de (inter)nationale politieke ontwikkelingen van de voorbije decennia: de affaire Dutroux, de Golfoorlog, de oorlogen in ex-Joegoslavië, 9/11, het terrorisme, de identiteitspolitiek, de verrechtsing en verzuring, de economische globalisering en het neoliberalisme, de oorlog in Irak, etc. duiken in een of andere, meer of minder expliciete vorm in de teksten van Pourveur op. De relatie met het nu is essentieel. In zijn tekst Het soortelijk gewicht van Sneeuwwitje (1996) stelt Pourveur zich de vraag hoe je een stuk kan schrijven over wat er in Sarajevo is gebeurd. Die vraag is voor hem cruciaal omdat de toneelliteratuur zich altijd moet verhouden tot de eigen tijd. Zich baserend op het onderscheid dat Jean-Luc Godard maakte tussen film en cinema, maakt hij een onderscheid tussen ‘een toneelstuk opvoeren’ en ‘theater maken’: “‘Een toneelstuk’ staat op zichzelf en is maatschappelijk irrelevant. Het bestaat slechts omwille van een gezelschap, acteurs, een regisseur en vindt zijn oorsprong, zijn bedding in de toneelcultuur of -geschiedenis zelf. ‘Theater’ daarentegen weeft zich in de geschiedenis, schrijft zich in de menselijke cultuur in, heeft de waarde van een document en bestaat ondanks een toneelgezelschap. ‘Theater’ heeft altijd zijn wortels in een eigentijds ‘Sarajevo’ en heeft altijd, gewild of ongewild, een of andere binding met zijn tijdperk. Een toneelopvoering van Shakespeare in 1600 was ‘theater’. Een hedendaagse toneelopvoering van Shakespeare, hoe sterk geacteerd en geregisseerd ook, is altijd een ‘toneelstuk’.” Alles wat tot het ‘repertoire’ gerekend wordt, is eigenlijk niet meer dan een verzameling toneelstukken die geen relevantie meer heeft voor nu: “Breng meer nieuwe teksten en schaf het repertoiretheater af. Alles voor Heiner Müller hoort in het museum.”

Een posthumanistisch labyrint

Dat verlangen om de structuren van het denken en het schrijven open te breken naar een tabula rasa, naar een nieuw begin, naar een potentieel van mogelijkheden is een van de thema’s van de tekst White-Out (1996). Door toedoen van een bijzonder meteorologisch fenomeen – een zo dichte mist dat alles onzichtbaar wordt – ontmoeten een man en een vrouw elkaar. Ze beginnen een gesprek waarin ze ook hun eigen identiteiten van man en vrouw proberen uit te wissen. Het gesprek wordt een labyrint van verwijzingen (naar o.a. de film Gone With the Wind), van misverstanden, en van taalspelletjes. Net zoals de dichte mist ervoor zorgt dat het oog geen referentiepunt meer heeft en geestelijke verwarring kan veroorzaken, wordt ook de taal een gordijn van mist zonder vaste punten. Tegelijk opent zich daardoor een wereld van nieuwe mogelijkheden, met alle onzekerheid en onduidelijkheid vandien.

Het moderne koppel is ook het centrum van Shakespeare is dead, get over it! (2003). We volgen de meanderende relatie van Anna, een fanatieke Shakespeare-actrice, en William, werknemer van een multinational en een militant anti-mondialist. Daarnaast duiken ook verwijzingen op naar het leven van Shakespeare en hebben personages herkenbare namen als Margaret (Thatcher) en Ronald (Reagan), Niels (Bohr) en Werner (Heisenberg), Naomi (Klein) en Noreena (Hertz). In een universum getekend door een nietsontziende neoliberale globalisering, door een politiek militante tegenreactie, en door een steeds groter wordende wetenschappelijke onzekerheid over wat de werkelijkheid nu is, zijn personages tussen een onoverzichtelijke berg van meningen, beelden, referenties, dromen en driften op zoek naar zichzelf en hun relatie met de anderen. In Bagdad Blues (2005) vertelt de mannelijke hoofdfiguur in langere en kortere ‘dagboekfragmenten’ op een gemoedelijke, enigszins obsessieve toon over zijn vele veroveringen in de hotels die hij als manager aandoet. Zijn beschouwingen over het vrouwelijk schoon worden echter steeds nadrukkelijker verstoord door verhalen uit Bagdad die telkens gaan over de dood van een vrouw. Pourveur schreef de tekst in 2005, op het hoogtepunt van de crisis in het door de Amerikanen bezette Irak. Het verhaal eindigt met een ontploffing op de Londense luchthaven Heathrow, paradoxaal genoeg verweven met een lofzang op de liefde en een verlangen naar overgave. Eenzaamheid, vervreemding en de roes van de driften vormen ook de kern van Plot your City (2011) waarin Pourveur ons aan de hand van uiteenlopende karakters en uitvergrote exponenten van het eigentijdse stadsleven door een reeks van imaginaire steden voert: Generic City, Babel City, Panoptic City en Junk City: het urbane labyrint van de eenentwintigste eeuw. Het is het vormgeven van het moderne posthumanistische labyrint dat Pourveur tot de inzet van zijn schriftuur gemaakt heeft.

DOWNLOAD TEKSTFRAGMENT UIT ‘SHAKESPEARE IS DEAD, GET OVER IT!’
 

CONTACT
paulpourveur@skynet.be

Geschreven door Erwin Jans

Erwin Jans werkt momenteel als dramaturg bij Toneelhuis in Antwerpen. Hij geeft les over theater en drama aan de Artesis Hogeschool Antwerpen, waar hij ook onderzoek doet naar de geschiedenis van de dramaturgische tekst. Hij schrijft geregeld over literatuur, theater en cultuur. Hij publiceerde o.a. Interculturele intoxicaties. Over kunst, cultuur en verschil (2006) en was co-redacteur van Hotel New Flandres (2008), een bloemlezing van naoorlogse Vlaamse poëzie. Samen met Eric Clemens schreef hij het essay Democratie onder vragen (2010), dat ook in het Frans verscheen. in 2017 publiceerde hij een anthologie van het theaterwerk door de Vlaamse toneelschrijver en regisseur Tone Brulin.  

BIBLIOGRAFIE

  • Le Diable au Corps (1985) – naar Radiguet, uitgegeven bij Bebuquin in ‘Het soortelijk gewicht van Sneeuwwitje’
  • Hunting of the Snark (1987) – naar Lewis Caroll, uitgegeven bij Dedalus en bij Bebuquin in ‘Het soortelijk gewicht van Sneeuwwitje’
  • Congo (1989) – uitgegeven bij Dedalus en bij Bebuquin in ‘Het soortelijk gewicht van Sneeuwwitje’, 2e deel ‘Venise’ vertaald naar het Frans door Paul Pourveur, uitgegeven bij Lansman
    Parade(1989) – naar Cocteau, Satie, Picasso
  • White out (1990) – uitgegeven bij Bebuquin in ‘Het soortelijk gewicht van Sneeuwwitje’
  • Inspiraties 3: About Raoul: Sonic (1992) – uitgegeven bij Bebuquin in ‘Het soortelijk gewicht van Sneeuwwitje’
  • Alice =/2 (1993) – uitgegeven bij Bebuquin in ‘Het soortelijk gewicht van Sneeuwwitje’
  • Eco-Romance (1994) – uitgegeven bij Bebuquin in ‘Het soortelijk gewicht van Sneeuwwitje’
  • Contusione é minima (1998) – vertaald naar het Frans door Elisabeth Brouillard en Paul Pourveur, uitgegeven bij Lansman
  • Noorderlicht (1998) – vertaald naar het Frans door Alain Borlée en Paul Pourveur uitgegeven bij L’arbre de Diane, Engels door Nadine Malfait en het Turks door Saban Ol uitgegeven bij Tiyatro/Oyon Dizisi
  • Stiefmoeders!! (1999) – uitgegeven bij Bebuquin in ‘Klein Magazijn 3’, vertaald naar het Duits door Uwe Dethier en Engels door Nadine Malfait
  • Le Coucher d’Yvette(1999) (vertaald naar het Frans door Paul Pourveur
  • Lilith@online (2000) – uitgegeven bij Bebuquin in ‘Klein Magazijn 4’, vertaald naar het Duits door Uwe Dethier
  • Locked in (2001)
  • Dood Zand (2002)
  • Shakespeare is dead, get over it! (2002) – vertaald naar het Frans door Danielle Losman en Paul Pourveur uitgegeven bij Lansman, Turks door Saban Ol uitgegeven bij Tiyatro/Oyon Dizisi, Duits door Uwe Dethier en Engels door Paul Pourveur en Philippe Rixhon
  • De moeder….van mijn moeder (2004)
  • Sivas (2005) – vertaald naar het Turks door Saban Ol, uitgegeven bij Tiyatro/Oyon Dizisi
  • Bagdad Blues (2005) – uitgegeven bij Bebuquin in ‘De dingen en ik’, vertaald naar het Duits door Uwe Dethier en Frans door Paul Pourveur
  • Tirannie van de Tijd (2005) – in samenwerking met Stefan Hertsmans en Claire Swyzen, uitgegeven bij Theatre & film books, vertaald naar het Duits door Uwe Dethier en Spaans door Micaela van Muylem uitgegeven bij Teatro Contemporaneo Europeo
  • Stormgek (2007) – in samenwerking met Pauline Mol
  • Plot Your City (2011)
  • De zoete inval (2012)

Franstalige teksten:

  • L’homme Blanc (1989) – uitgegeven bij Lansman
  • Massacrilège (1992)
  • Elle n’est pas moi (1992)
  • La Minute Anacoustique (1993) – uitgegeven bij Lansman
  • Au Rouge (2001)
  • Les B@lges (2002) – in samenwerking met Jean Marie Piemme, uitgegeven bij Lansman
  • Decontamination (2003) – vertaald naar het Turks door Saban Ol, uitgegeven bij Tiyatro/Oyon Dizisi
  • Marrakech (2006) – uitgegeven door Hayez en Lansman
  • Mère Sauvage (2009)
  • L’abécédaire des Temps (post)modernes (2009) – uitgegeven door Espace Nord
  • Godelieve & Clique (2010)
  • Des Mondes Meilleurs (2015) – uitgegeven door Lansman
  • Jukebox-opera (2017) – in samenwerking met Julie Mossay


Kunstenpunt

Steunpunt voor beeldende kunsten, podiumkunsten en klassieke muziek.